Finca in de Alpujarras

We zitten vast in ons huisje in Spanje. Nog voordat de Corona epidemie uitbrak, hebben mijn partner en ik deze ‘finca’ gekocht en daarmee onze droom laten uitkomen. Een ‘finca’ is een stukje land met een klein huisje erop, oorspronkelijk bedoeld om je gereedschap erin te bewaren als je op het land aan het werk bent, maar steeds meer mensen maken er een recreatiewoning van of wonen er permanent. Onze finca ligt op loopafstand van een klein dorpje in de Alpujarras, aan de voet van het hoogste gebergte van de Spaanse vaste land, de Sierra Nevada. We komen hier al jaren, omdat we van bergen houden en graag wandelen. We hebben al een paar keer samen op de top van de Mulhalcén (3480 m) gestaan en zijn verliefd geworden op dit gebergte, de witte Alpujarense dorpjes met de platte daken en typische schoorsteentjes. Hoe mooi zou het zijn om hier een paar maanden per jaar door te brengen, eigen groenten te kweken en ons mengen tussen de dorpsbewoners!

Erbij horen

Dat laatste baarde mij een beetje zorgen. Mijn partner spreekt vloeiend Spaans, althans Castiliano, vergelijkbaar met ABN in Nederland. Hier spreken ze Andaluz, dat weer vergelijkbaar is met een Twents dialect bijvoorbeeld. Ik leer al vijf jaar Spaans, maar kan nog lang niet dezelfde gesprekken voeren als in het Nederlands, wat trouwens ook niet mijn moedertaal is. Ik weet nog heel goed hoe dat voelt om niet mee te kunnen doen met gesprekken en buitengesloten zijn. Waarom ga ik dit alweer aan, vroeg ik mij regelmatig af. Nu ik volledig mee kan doen in de Nederlandse maatschappij, ga ik een nieuwe avontuur in Spanje aan. Maar gezien mijn avontuurlijk karakter, kozen wij met zijn tweeën er toch voor om dit een kans te geven.

Problemen

We zaten net in onze nieuwe finca, toen de lockdown werd aangekondigd. En dan een totale lockdown ook! Dat betekent dat er één van ons de boodschappen in het dorp kan halen en voor de rest moeten we hier, op de finca blijven. En dan nog het weer… Koud, regen, bewolkt. Zo zijn we hier zes weken geleden begonnen aan onze Spaanse droom. De kachel wilde niet branden, al dat hout dat er nog was, was nat, de tuin was een complete wildernis. Niet dat je met dat weer in de tuin kon zitten, maar toch… Dan bleek de rioolpijp naar de septic tank verstopt te zijn, de oven en de wasmachine kapot, de televisie natuurlijk ook.

De buren

Maar tot onze grote verrassing is er één ding dat werkt: de mensen. Vanaf de andere kant van de barranco riep de buurman, of alles goed was en of we genoeg eten hadden. Hij nam een emmer vol groenten uit zijn tuin mee, die wij dan konden ophalen. De volgende keer kwam hij de tuin inspecteren, wees aan welke bomen gesnoeid moesten worden en regelde iemand met een machine voor dat grote schoonmaakbeurt in de tuin. De installateur die voor de septic tank kwam, nam gelijk twee dozen eieren mee voor ons. Hij wist iemand die een wasmachine kon brengen. Daar kregen wij weer een fles wijn van, want zijn ‘amigo’ heeft een bodega. Een andere keer krijgen we een kist vol sinaasappels en citroenen, komt de buurman hier een paar tomaten planten en neemt ook spinazie en uien mee. Zo gaat dat al zes weken lang. Op anderhalve meter afstand van elkaar, wat een vreselijke, onnatuurlijke barrière is voor een Spanjaard, door de mondkapjes heen schreeuwend, bemoeit iedereen in de omgeving zich liefdevol met ons en onze finca. De aannemer die hier vlakbij ook een huisje heeft, kwam de plannen voor later bespreken en nam gelijk chorizo, wijn en een stoofpotje mee dat zijn vrouw had gemaakt. Hij wilde niet gaan zitten en hoefde ook niets te drinken. Net als iedereen hier houdt hij zich aan de corona-regels. “Later, als alles voorbij is, gaan we beginnen met de tuin,” zegt hij. “En dan gaan we samen wijn drinken en tapas eten!”

Wij horen er nu al bij. Ik ben benieuwd wat er dan nog meer komt, later.

Ema Sindelarova voor Sophia Magazine

2-5-2020, Válor, Spanje