Ik trek de deur achter me dicht. Ik heb nog de laatste keer geroepen, dat ik nu dus echt wegging, ik heb zelfs een vraagteken aan het einde van mijn zin gezongen, maar kreeg geen antwoord.

Misschien kan hij niet meer praten. Misschien is het proces nu zo vergevorderd dat zijn mond dicht is gegroeid. Als hij nog maar kan ademen! Voordat ik ging heb ik gecontroleerd of hij leefde. Zijn borstkas bewoog en hij snurkte. Een duidelijk teken van leven. Zijn leven van nu.

Vroeger was hij veel bewegelijker. Altijd onderweg naar iets of iemand. Een man met een missie. Hij was een kunstenaar. De hele wereld zal hem leren kennen! Hij had grootse plannen waarmee hij druk was. Zo druk dat hij geen tijd had voor mij. Ik miste hem, ik voelde me alleen, maar ik gunde hem zijn dromen en zijn plannen. Juist omdat hij zo levendig was, zo vol energie en ideeën, ben ik op hem gevallen. Ik geloofde in hem. Zijn kunst vond ik niks. Ik begreep die rare beelden niet, maar dat hoefde ook niet, ik begreep hém wel. Helaas begreep de wereld hem niet. Evenmin zijn kunst.

Langzaam, heel langzaam, veranderde hij. Zijn ogen werden dof, zijn bewegingen traag, zijn stem monotoon. Ik probeerde van alles. Hem opvrolijken, hem afleiden, hem verleiden. Niks. Ik troostte, huilde, schreeuwde, dreigde. Niets hielp. Drie therapeuten hebben geprobeerd om een beetje leven in hem te blazen, maar niets, helemaal niets heeft het proces veranderd. Hij bewoog steeds minder, praatte bijna niet en het leek alsof hij het goed vond zo. De wereld interesseerde hem niet meer. En ik, ik was een onderdeel van de wereld. Hij woonde op de bank. Ik bracht hem eten en drinken. Heel soms stond hij op. In een tempo van een hoogbejaarde met een kunstheup kwam hij in beweging. Ik volgde hem vol hoop dat hij iets ging doen, maar dan bleek hij alleen maar naar de wc te moeten gaan. Daarna keerde hij weer terug en verdween tussen de kussens.

Toen ik hem op een dag zo op de grijze bank zag liggen, in de grijze deken gewikkeld tot aan zijn grijze haren toe, begreep ik het ineens. Hij is aan het verpoppen! De man die ik een paar jaar geleden had leren kennen was eigenlijk nog maar een rups! Een dikke, kleurrijke, vrolijke rups die grootse plannen had om een vlinder te worden. Nu is de tijd gekomen om de metamorfose te ondergaan. Zorgvuldig heeft hij een cocon om zich heen gesponnen en zich onzichtbaar gemaakt voor de omgeving. Als de tijd rijp is, ontpopt hij zich tot een prachtige vlinder. Dan vliegt hij uit het raam, de wereld in.

Ik heb daarom het raam opengelaten.