(mijn essay voor de Jan Hanlo Essayprijs Klein, 2021)

Zandkorrels kraken zachtjes onder mijn schoenzolen. De wind bruist door de loofbomen. Tientallen mussen en mezen tjilpen en fladderen om me heen. Vanuit de hoogte hoor ik de roep van een buizerd. Het is alweer een prachtige dag op de Veluwe. Ik wandel hier graag, dit is een van de zeldzame plekken in Nederland, waar het groen is. Waar de lucht zuiver is. Waar het stil is. Natuur-stil. Deze stilte is voor mij zo essentieel, ik kan me een wereld zonder stilte heel moeilijk voorstellen. Hebben alle mensen daar behoefte aan? Ik blijf even staan. In de verte hoor ik een specht zijn bericht in morsetekens tikken. Ik hoor mijn eigen adem. Wat zou Arno dit mooi hebben gevonden.

Ik leerde hem tien jaar geleden kennen. Een grote man van midden veertig, die maar net door de deur paste toen hij mijn spreekkamer binnen kwam wandelen. Mijn aangereikte hand verdween in de zijne en ik hoopte even, dat hij niet bij mij kwam vanwege ongecontroleerde woede-uitbarstingen.
‘Waarmee kan ik je helpen?’
‘Je kunt mij niet helpen. Niemand kan. Ik wil alleen met je praten.’
Ik knik en laat mijn blocnote en pen op de tafel liggen. Arno zucht diep en begint aan zijn verhaal. ‘Het is verschrikkelijk. Ik word ermee wakker en ga ermee naar bed. Alleen als ik slaap, is het weg, maar daar heb ik dan niets aan, als ik zelf ook weg ben.’
Op zijn gezicht tekent zich voor minder dan een seconde een vage glimlach. Hij vervolgt:
‘Soms hoop ik dat ik niet meer wakker word. Ik kan er niet meer tegen.’
Hij ziet de vraagtekens in mijn ogen.
‘Tinnitus,’  legt hij uit.
‘Oorsuizen?’ vraag ik een beetje verbaasd.
‘Oorsuizen, pff,’ snuift hij, ‘in mijn geval kan het geen oorsuizen heten, hoor. Het is alsof er iemand met een cirkelzaag bezig is, maar dan vlak naast mijn hoofd.’
Een cirkelzaag, denk ik koortsachtig, hoe klinkt een cirkelzaag? Ik ken dat geluid wel, een snoeihard monotoon geluid, dat door je schedel heen boort. Daarom moet je ook gehoorbeschermers dragen als je ermee werkt.
‘Maar dan zonder oorbeschermers en vlak naast je,’  zeg ik hardop. ‘Wat erg! Nee, dat zullen we geen oorsuizen noemen dan. Verschrikkelijk. Hoe…’
‘Hoe lang ik dit al heb?’ raadt Arno mijn vraag, ‘al zeker vijf jaar. Het is ooit begonnen als oorsuizen, maar al na een paar maanden werd het dit. Ik word er helemaal gek van.’
‘Dat kan ik me voorstellen.’
‘Dat denk ik niet,’ Arno grijpt met beide handen naar zijn hoofd, kijkt naar zijn schoenen en ademt een paar keer diep in en uit. ‘Sorry, ik word snel geïrriteerd, dat komt er van, als je geen rust hebt.’
‘Dat snap ik. Geloof me, dat kan ik me wél voorstellen. Als ik niet regelmatig naar het bos ga, of met een boek op de zoldermaker kan liggen, dan ben ik niet te genieten. Ik moet rust aan mijn kop hebben en het liefst stilte.’
Arno ontspant even en vervolgt: ‘Ik heb dat al zo vaak gehoord: ‘Dat kan ik me voorstellen’ en ‘ik snap je helemaal’. Maar ik geloof dat niet. Het is goed bedoeld, maar nee, dat kun je je niet voorstellen, echt niet.’
‘En dat al vijf jaar lang, vreselijk, Arno. Hoe is het begonnen?’
‘Ineens. Zomaar. Op een dag werd ik wakker met gezoem in mijn oor. Ik dacht: wat is dat dan?, maar lette er verder niet op. Toen kwam er het andere oor bij. Toch maar naar de huisarts, hè, die keek in mijn oren, maar kon niets vinden. Ik had ook geen koorts, dus dat kon geen infectie zijn. Ik moest maar rustig aan doen en afwachten.’
‘Maar dat hielp niet,’ zeg ik overbodig, om maar eens iets terug te zeggen. Ondertussen proberen mijn hersenen te analyseren, wat er aan de hand zou kunnen zijn. Alsof hij mijn gedachten kan horen, somt Arno op:
‘Gehoorbeschadiging, migraine, hoge bloeddruk, hersentumor, dat was het allemaal niet. Stress, zeiden ze. Ik ben wel gestrest, maar dat is het gevolg, niet de oorzaak.’

Arno vertelde, ik luisterde. Een jaar lang, elke drie weken, praatten wij. Over alle behandelingen die geen verlichting gaven, over de mogelijkheden en kansen op genezing, over zijn gemoedstoestand die terecht een depressie genoemd mocht worden. We praatten over zijn steeds dunner wordende vriendenkring, over zijn werk dat hij niet meer kon uitoefenen. Over zijn pogingen om ander werk te vinden, of iets wat zijn leven weer zin zou geven. Ik luisterde naar zijn frustraties en bedekte ze met mijn stilte. Hij vertelde over zijn zoektocht naar iets of iemand die dat gierende geluid in zijn hoofd kon overstemmen. We praatten over zijn leven van vóór de tinnitus, over het leven in het algemeen. Dat is, wat Arno wilde. Zijn vrienden haakten bij zulke onderwerpen af. Mannen willen met oplossingen komen, vrouwen willen troosten. Zo gaat dat in het algemeen. Maar wat als er geen oplossing is? Wat als er geen troost is voor iemand die alles al heeft geprobeerd om zijn hoofd weg van de cirkelzaag te halen en dat steeds niet lukt? Wat kun je doen voor iemand die zo wanhopig is, dat hij niet meer wilt leven?

‘Wat is de zin hiervan? Wat moet ik doen? Waarom gebeurt het mij?’ riep hij en verwachtte geen antwoorden. Niet van mij, van niemand meer.

Geen dokter, gehoorspecialist of therapeut kon hem een antwoord op zijn vragen geven. MRI, CT-scan, EEG. Geen bijzonderheden gevonden. Hypnotherapie, EMDR, Mindfulness, Neurofeedback. Geen resultaten. Een gehoorapparaat, om de omgevingsgeluiden sterker maken dan de tinnitus, was ook een idee. Arno droeg een gehoorapparaat, toch moest hij zich goed concentreren om mensen te kunnen verstaan. Ademtherapie. Daar had hij wat aan. Als hij angstig werd of geïrriteerd, kon hij door een bepaalde manier van ademen rustiger worden. Het lawaai in zijn hoofd werd er niet minder van. Heel even dacht ik een aanknopingspunt te ontdekken, toen hij over zijn grote liefde vertelde.

Zij hoorde in het leven van vóór de tinnitus. Zij was prachtig. Een lieve, zachte vrouw. Zijn laatste herinnering aan haar was die van de strandwandeling. Ze liepen hand in hand, stil. Het geluid van de zee, verder niets, alleen hij en zij. Daarna heeft ze hem verlaten, zonder te zeggen waarom. Ze is uit zijn zicht verdwenen, hij heeft haar nooit meer gezien.
Het oorsuizen kwam enkele weken daarna. Zouden zijn klachten een emotionele oorzaak hebben? Dat dacht de vorige therapeute ook, zei Arno met een zucht. Ze hebben die gebeurtenis behandeld tijdens de EMDR sessies. De machine in zijn hoofd gierde er gewoon doorheen. Mijn collega probeerde steeds nieuwe therapieën te verzinnen en Arno trok dat op een gegeven moment niet meer. Hij wilde alleen gehoord worden. Ik heb maar één ding geprobeerd: een cd met zee geluiden. Misschien kon hij de mooie herinneringen herbeleven en een beetje ontspannen, dacht ik. De volgende keer bracht hij de cd terug.
‘De zee geluiden zijn mooi, de meeuwen en de roep van de orka’s, prachtig, maar waarom zet niemand de cirkelzaag uit, verdomme!’ verklaarde hij.

Ik heb gesurft over het internet, op zoek naar informatie over tinnitus. Het is geen ziekte maar een symptoom, waar zo’n tien tot vijftien procent van mensen last van heeft, in verschillende gradaties. Bij twee procent van deze mensen zijn de klachten zo erg, dat hun levenskwaliteit sterk daalt. Er ontstaan slaapproblemen, concentratieproblemen of depressieve klachten. Oorzaken van oorsuizen zijn lastig aan te wijzen. Gedacht wordt dat gehoorcellen, zenuwcellen in het binnenoor, een rol spelen. Door beschadiging van een gehoorcel kan deze geluidsprikkels naar de hersenen sturen. De behandeling van tinnitus is gericht op het leren omgaan met de klachten, er bestaat geen medicijn waardoor de tinnitus verdwijnt. Arno is zelfs in België geweest, in een kliniek waar ze operaties uitvoeren bij sommige soorten van tinnitus. Na een intake en diverse metingen en proefbehandelingen bleek, dat Arno daar niet geschikt voor was. Oftewel, ook daar hebben ze de uitknop van de cirkelzaag niet gevonden. Na deze poging werd Arno zo depressief, dat hij probeerde een eind aan zijn leven te maken. Hij wilde mij achteraf niet vertellen hoe. Hij heeft zijn huisarts gevraagd om een euthanasie traject.

Euthanasie of hulp bij levensbeëindiging is bij wet verboden in Nederland en België. Er zijn een aantal uitzonderingen. Mensen die een einde aan hun leven willen maken, moeten daar zelf een verzoek voor indienen bij hun huisarts. Als dit verzoek wordt accepteert, wordt er een traject gestart. Een commissie beslist uiteindelijk, of er euthanasie gepleegd mag worden. Er zijn veel eisen. De patiënt moet vrijwillig en weloverwogen het euthanasieverzoek hebben ingediend. Er moet sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden en geen andere redelijke oplossing voor de situatie.
De huisarts van Arno wilde niet meewerken. Tinnitus was geen ondraaglijk lijden, zei hij.

Wat is uitzichtloos en ondraaglijk lijden dan? Kun je dat vaststellen aan de hand van een diagnose? Moet je daarbij pijn hebben of is er ook zoiets als pijnloos lijden? En wat is pijn? Kan geluid pijn doen? Kan verdriet pijn doen? Hoeveel leed kan een mens verdragen? Hoe kun je leed meten? Wie beslist dat jouw lijden uitzichtloos en ondraaglijk is? Weet Google het antwoord op een van mijn vragen?
“Over de ongeneeslijkheid en uitzichtloosheid van de door ziekte of ongeval veroorzaakte aandoening oordeelt de dokter. Over de ondraaglijkheid van het lichamelijk of psychisch lijden oordeelt de patiënt zelf, maar hij moet de dokter daar van kunnen overtuigen.”
Dat is gelijk het eerste struikelblok. Wat als je niet mondig genoeg bent om je huisarts te overtuigen? Oude Grieken en Romeinen hadden hier een apart vak voor bedacht, de retoriek. Ik denk niet dat Arno retoriek op school heeft gehad. En dan nog; wat als de dokter niet empathisch genoeg is om zich in te leven? Is het überhaupt mogelijk om je helemaal in een ander in te leven? Hoe kun je je andermans lijden voorstellen?

“De behandelende arts moet met de patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is. Daartoe voert hij met de patiënt meerdere gesprekken die, rekening houdend met de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiënt, over een redelijke periode worden gespreid.” Legt Google mij uit en in mijn hoofd komen steeds nieuwe vragen op:
Wat is een ‘redelijke andere oplossing’? Hoe lang duurt een ‘redelijke periode’? Een jaar, twee jaar, vijf?
Het is goed, dat er regels zijn, dat er meerdere mensen zijn die bij zo’n beslissing betrokken zijn. In onze maatschappij is ondenkbaar, dat je ergens een pilletje zou kunnen kopen en een einde aan je leven zou kunnen maken in een impulsieve poging om van je problemen, die je op dat moment ervaart, af te komen. Wat als een euthanasieverzoek eigenlijk de laatste, urgente schreeuw om hulp is? Nee, zoiets beslis je niet zomaar. Het is een lange en zorgvuldige procedure. Daarbij is ook mogelijk, dat het verzoek wordt afgewezen. Dan bestaat er nog een andere mogelijkheid: hulp bij zelfdoding. In Nederland kunnen mensen terecht bij de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. Arno had zich daarbij aangesloten. Ik was de enige aan wie hij dit durfde te vertellen, zei hij.

‘En dan? Wat gebeurt er daarna, denk je… ik bedoel: Geloof je in God?’ vroeg ik aan hem.
‘Nee. Ik geloof nergens in. Jij?’
‘Ik geloof dat ik niets weet. Het zou heel mooi zijn, als ik in God geloofde, maar dat is niet zo. Ik beweer niet dat er geen God of een ander hoger bewustzijn is, ik hoop eigenlijk van wel, maar ik weet het niet. Niemand weet dat zeker.”
‘Nee, er is niks. Je gaat dood, de stekker eruit en klaar.’
‘Je wilt vooral de stekker van de cirkelzaag eruit halen, denk ik.’
‘Jazeker. Maar die zit in mijn hoofd, dus moet daar de stekker van uit.’
‘En dan is het stil.’
‘Ja.’
‘Dat hoop ik voor je. Stel, dat je in de hemel terechtkomt en er zijn overal kleine engeltjes die op fluitles zitten, maar er nog niet veel van bakken?’
‘Hahaha, dat zou echt typisch zijn. Heb ik dat weer.’
Ik ben blij dat hij lacht. Heel even zie ik een vrolijke man, middenin het leven staan, lachen om zijn ellende. Hij fantaseert er ook op los:
‘Of zit daar eentje heel ijverig met een cirkelzaag te werken… was Jezus niet een timmerman?’
‘Hou op, wat een ellende!’ lach ik mee.
‘Geef mij die engeltjes maar. Of stilte,’ verzucht hij. ‘Stilte. Dat lijkt mij geweldig!’
Arno kijkt mij aan met alweer twee diep verdrietige ogen.

Waarschijnlijk was hij zich er niet van bewust dat hij net zo over de dood dacht als Seneca.
“Vrees voor lijden na de dood is dwaas. Want de dood is een val in het absolute niets en datgene, wat op zichzelf niets is, ligt buiten het bereik van het kwaad,” zei de stoïcijn. Seneca beschouwde de dood als iets volkomen natuurlijks en vond, dat wij de dood zouden moeten aanvaarden zonder vrees. Wat niet betekent dat we ons leven niet zouden waarderen, in tegendeel. Door de dood te betrekken op het leven als de mogelijkheid van elk moment wordt de mens geconcentreerd op het eigenlijke belang van zijn bestaan, zegt hij.
“In de angst voor de dood klampt de mens zich vast aan het leven. Door deze krampachtige gehechtheid aan het leven komt de mens niet boven een biologisch bestaansniveau uit.”
Seneca predikte geen gevoelloosheid, waarvan hij soms ten onrechte wordt beschuldigd, hij probeerde zijn emoties te beheersen door de ratio, het verstand. Hij vond ook, dat een mens de vrijheid had om zijn dood te verkiezen en waardig te sterven. En zo is Seneca ook aan zijn einde gekomen.

Arno en ik hebben elkaar nog een paar keer gezien. Daarna heeft hij mij bedankt en afscheid genomen. Hij redde zich verder wel, zei hij. Ik heb niet verder gevraagd. Wel gehuild, toen hij vertrok.

Ongeveer een jaar later kreeg ik een kaart in mijn brievenbus. Een envelop met zwarte randen. Mijn hart bonkte. Wie? Oh nee, alsjeblieft, niet met zekerheid bestaande God, laat dat niet een van mijn dierbare vrienden zijn, of hun kind, of…
Arno. Een traan, een dubbele opluchting. Voor mij en voor hem.

Ik hoop dat het daar stil is.

Ik hoop op een stilte na de dood.

***

Bronnen:

UMC Utrecht, www.umcutrecht.nl

www.gezondheid.be

BRAI3N Gent, www.brai3n.com

NVVE, www.nvve.nl

Seneca; Over de voorzienigheid en het kwaad, J.M. van Dijk

Seneca: Consolationes, Dialogi

Wikipedia: Lucius Annaeus Seneca